Schotoefeningen

Om je spelers beter te laten schieten, kun je een aantal schotoefeningen doen op trainingen. Deze oefeningen kun je makkelijk aanpassen aan de intensiteit van je training door variabelen als afstand, snelheid en verdediger of niet te veranderen. Hieronder volgen een aantal schotoefeningen, waarbij de intensiteit makkelijk aangepast kan worden.

Schot uit beweging
Deze oefening heeft verschillende varianten. De variabelen die aangepast kunnen worden zijn de loopbeweging, de snelheid, verdediger of niet en de afstand. Hier volgt eerst de basisoefening, met daarna verschillende varianten uitgelegd.

 de beginpositie van de schutter (A1) is voor de korf. De afstand is afhankelijk van de spelersgroep. De aangever (A2) staat onder de korf met bal.














De schutter maakt voordat de pass komt, een beweging naar links of naar rechts. De intensiteit en snelheid van deze beweging is afhankelijk van de training. Mijn voorkeur ligt bij wedstrijdintensiteit. Hiermee wordt de snelheid van de wedstrijd nagebootst en wordt de training zo veel mogelijk op de wedstrijd gericht.















Als de schutter de beweging heeft gemaakt, kan de bal gepasst worden. De pass is erg belangrijk voor het schot. Zorg dat de pass altijd op wedstrijdsnelheid is, waardoor de aanvaller kan wennen aan de manier waarop hij de ballen in de wedstrijd aangespeeld krijgt. Als de schutter de bal heeft ontvangen, komt deze tot schot. De bal wordt afgevangen door de aangever en de oefening start weer in de beginopstelling.

Zoals eerder al gezegd, kan de oefening aangepast worden aan de trainingsintensiteit door middel van snelheid, verdediger of niet, bewegingvorm en de afstand. Voor de snelheid en afstand hoeft eigenlijk geen verdere uitleg plaats te vinden. De oefening start op een grotere of kleinere afstand of de snelheid waarmee de oefening wordt gedaan wordt aangepast. Ik raad aan om wedstrijdsnelheid te gebruiken, om zo veel mogelijk de wedstrijdsituatie na te bootsen. Daar moet het geleerde immers toegepast worden. Als de afstand wordt aangepast, zorg er dan voor dat spelers het schot niet moeten forceren door een te grote afstand.

Verdediger of niet?
De oefening kan met of zonder verdediger worden uitgevoerd, en de verdediger kan op verschillende intensiteiten verdedigen. Het gebruik van een verdediger zorgt er voor dat de wedstrijdsituatie wordt nagebootst, waardoor de schutter leert omgaan met druk van een verdediger. Als er gewerkt moet worden aan de techniek, gebruik dan geen verdediger.
De druk van de verdediger kan opgebouwd worden. Zo kan je de verdediger de opdracht geven om op het eerste schot 50% druk te geven, dus alleen volgen en het schot toe laten, het tweede schot 75% druk te geven, waarbij de schutter moeite moet doen om vrij te komen, en het derde schot 100% druk te geven, waarbij de verdediger alles moet doen om het schot te verdedigen. Ook kan je series laten maken met deze verschillende druk, dus eerst 2 doelpunten maken met lichte druk, dan 2 doelpunten maken met goede druk en dan 2 doelpunten met volledige druk. Het is aan de trainer om hier variatie in te brengen.

Verschillende vormen
De loopbeweging van de schutter kan ook veranderd worden, waardoor de oefening ook anders wordt. Hier volgen een aantal voorbeelden van verschillende loopbewegingen. Ook in deze variaties kan weer gevarieerd worden met snelheid, afstand en verdediger.

 De eerste variatie is de wijkbeweging, ook wel in-uit genoemd. De schutter begint voor de korf, maakt een beweging naar de korf toe, zet op anderhalf/twee meter zijn voet dwars, en maakt een schuine beweging van de korf af. De schutter krijgt de bal na zijn beweging en komt tot schot. Let er op dat er geen bochtjes worden gelopen, maar dat de voet goed dwars wordt gezet, en de beweging schuin van de korf af is, niet naar achteren.
Bij de tweede variatie start de schutter op schotafstand naast de korf. De schutter loopt in een bocht naar voren toe, waarbij hij de bal krijgt aangespeeld als hij voor de korf is. Zodra de schutter de bal krijgt, komt deze tot schot. Belangrijk bij deze variant is dat de schutter goed indraait voor het schot, en in een rechte lijn met de korf staat.
Deze variant is iets ingewikkelder, en heeft twee bewegingen. De schutter begint links of rechts voor de korf op schotafstand, en maakt een breedtebeweging naar de andere zijde van de korf. Aan de andere kant van de korf aangekomen, zet de schutter zijn voet dwars, en maakt een breedtebeweging terug naar de andere kant. Als de schutter voorbij de korf is, krijgt deze de bal en komt tot schot. Deze oefening heeft ook als variatie dat de schutter de bal na de eerste beweging toegespeeld krijgt, deze weer naar de aangeef passt en dan pas de tweede breedtebeweging maakt en tot schot komt. Ook kunnen de twee breedtebewegingen vervangen worden door wijkbewegingen.

Zoals je leest, zijn er genoeg variaties te bedenken om de schotoefening uit beweging toe te passen. Zorg voor deze variatie op trainingen, zodat spelers gemotiveerd blijven en op verschillende manieren leren schieten. Ten slotte kom je in de wedstrijd ook niet altijd op de zelfde manier vrij.